Richtlijn Pijn in de palliatieve fase.

Doel van de behandeling is om pijn op een acceptabel niveau te brengen en te houden met aanvaardbare bijwerkingen. Het effect van de behandeling op de pijn en de bijwerkingen ervan dienen regelmatig (in het begin om de 1-2 dagen) geëvalueerd te worden.

 

Voor de behandeling van pijn streeft men minimaal naar een klinisch relevante afname van de pijn (2 punten op een 0-10 schaal en/of afname met 30%) en bij voorkeur naar een pijnintensiteit van <5. Bij optimale behandeling kan dit doel in ca. 90% van de gevallen bereikt worden. In de praktijk ligt dit percentage helaas vaak aanzienlijk lager.

Aanbevelingen over behandeling van pijn in de palliatieve zorg zijn met name gebaseerd op onderzoek en ervaring bij patiënten met kanker. Er is geen aanleiding om te denken dat er fundamentele verschillen zijn tussen het beleid ten aanzien van pijn bij patiënten met kanker en het beleid bij pijn bij patiënten met andere levensbedreigende ziektes.

Matige tot ernstige pijn komt voor bij 64% van de patiënten met vergevorderde stadia van kanker. Het optreden van pijn is afhankelijk van de soort kanker. Pijn treedt ook vaak op in de palliatieve fase van andere ziektes zoals AIDS, ALS, multiple sclerose, hartfalen, COPD en terminale nierinsufficiëntie.