conclusie deelvragen.

Onderstaande deelvragen heb ik onderzocht met betrekking tot mijn kwaliteitsonderzoek.

 

1) Zijn er verschillende pijnscores voor verschillende doelgroepen?

In mijn onderzoek heb ik gekeken welke pijnmeetinstrumenten er bekend zijn op verschillende afdelingen en welke ook daadwerkelijk toegepast worden op de afdeling/woning.

Somatiek:

Pijnmeetinstrumenten bekend; NRS (meest), VAS, pijnanamnese, profiellijsten ONS, PACSLAC en de REPOS. Toegepast: NRS (meest), niets, profiellijsten ONS, pijnanamnese.

Conclusie: de NRS is het meest bekend en wordt ook het meest toegepast bij de somatische bewoners. Daarna wordt er het meeste 'niets' toegepast. Ook worden er profiellijsten in ONS benoemd die zouden worden toegepast. In ONS zijn er nog geen profiellijsten aanwezig met betrekking tot het beoordelen van pijn.

Dementerenden:

Pijnmeetinstrumenten bekend; NRS (meest), daarna de pijnanamnese, REPOS, PAINAD, VAS, geen. Toegepast; Niets (meest), pijnanamnese, VAS, REPOS, PAINAD.

Conclusie: Uit het onderzoek blijkt dat er vaak 'niets' wordt toegepast om de pijn te beoordelen, dit is het meeste aangegeven. Daarna worden er verschillende pijnmetingen benoemd die worden toegepast, waaruit blijkt dat de collega's op verschillende manier de pijn meten bij een bewoner.

Gerontopsychiatrie:

Pijnmetingen bekend: Pijnanamnese, DOLOPLUS, PACSLAC en PAINAD. Toegepast: Pijnanamnese en de PAINAD.

Conclusie: De NRS wordt in zijn geheel niet benoemd. Terwijl sommige gerontopsychiatrische best een cijfer zouden kunnen geven aan de pijn. Is dit niet via de NRS, zou dit ook mogelijk zijn via de VAS. Deze pijnmetingen worden niet benoemd tijdens het onderzoek.  

  

Er zijn voor verschillende doelgroepen verschillende pijnscores ontwikkeld.

Informatie hierover is te vinden bij: 'Pijnmetingen'.

Voor somatiek is de pijnmeting NRS het meest geschikt.

Voor dementerenden en voor de (geronto)psychiatrie zijn de VAS en REPOS het meest geschikt. De REPOS is vooral toe te passen bij zwaar dementerenden.

De uitslagen van de pijnmetingen VAS en REPOS zijn te koppelen aan de NRS. Dus door middel van een cijfer aan te geven.

De NRS/VAS is het gemakkelijkste toe te passen binnen verpleeghuizen. Ook is deze gemakkelijk te registreren door middel van een cijfer te koppelen aan iemand zijn pijnbeleving.


2) Wie zijn er betrokken bij het registreren van pijn van een cliënt?

Uit mijn onderzoek blijkt dat er bij verschillende doelgroepen verschillende disciplines worden benoemd.

Somatiek:

Het meest wordt de arts, collega's, fysiotherapeut en ergotherapeut benoemd. Hierna komt de familie, tandarts, zorgvrager en externe disciplines. De arts wordt 10x benoemd en de zorgvrager maar 1x.

Dementerenden:

Het meest wordt de arts benoemd, samen met de collega's, fysiotherapeut en de ergotherapeut. Daarna de verpleegkundig specialist, GVP, teamleider, familie en de VBD. De zorgvrager wordt helemaal niet benoemd.

Gerontopsychiatrie:

Helaas hebben niet veel collega's die werkzaam zijn de enquête ingevuld. Uit de gegevens die ik heb ontvangen heb ik het volgende kunnen concluderen.

De arts, multidisciplinair team, familie, collega's en zorgcoördinator worden benoemd. Wederom wordt de zorgvrager zelf niet benoemd.

 

De zorgvrager zelf heeft natuurlijk de belangrijkste rol als het gaat om het meten van pijn. Opvallend is daarom ook dat deze maar door 1 collega is benoemd in het gehele onderzoek.

Er valt dus veel te halen op de manier van beoordelen van pijn. Hierbij heeft de zorgvrager een grote rol, maar ook de verzorgenden en verpleegkundigen die het op de juiste manier moeten kunnen beoordelen en registreren. Als er door de verzorgenden en verpleegkundigen op dezelfde manier pijn wordt beoordeeld, krijg je hier een duidelijk overzicht van. Dit is handig voor de verpleegkundig specialist en arts/specialist ouderengeneeskunde zodat er een duidelijk beeld is van de pijn en zodat hier betere interventies op ingezet kunnen worden.

 

3) Welke competenties heeft een vz en vpk nodig bij het observeren en registreren van pijn?

In mijn onderzoek heb ik de vraag gesteld over hoe pijn behandeld wordt in een artsenvisite.

Somatiek:

Aan de hand van observaties en rapportages wordt het meest benoemd. Hierna komt de zorgvrager zelf en het koppelen aan diagnoses.

Conclusie: Op een somatische afdeling kan vaak een bewoner zelf een gesprek aangaan met arts. Dit wordt maar 2x benoemd. Ook is het duidelijk dat observaties en rapportages het belangrijkste zijn om pijn te kunnen bespreken in een artsenvisite. Door middel van een goede observatie en een duidelijke verslaglegging is pijn het beste te onderbouwen in een artsenvisite.

Dementerenden:

Bij deze doelgroep wordt rapportages en observaties het meest benoemd. Daarna volgt er een pijnscore en de eigen bevindingen.

Conclusie: Wederom wordt er het meest gebruik gemaakt van rapportages en observaties. Om dit goed te kunnen onderbouwen is het goed dat er één manier komt van observeren en rapporteren om hier een duidelijk overzicht over te krijgen.

Gerontopsychiatrie

Bij deze doelgroep wordt alleen observaties genoemd. Deze observaties worden verwerkt in een rapportage dus wederom komen deze twee punten het meeste voor.

 

Het is dus erg belangrijk dat er een goede observatie en een duidelijke verslaglegging nodig is om pijn te kunnen onderbouwen.

Informatie over observeren staat bij; 'Observeren'.

Informatie over rapporteren staat bij: 'Rapporteren', 'Hulpmiddel Rapporteren', 'Schema ALTIS', en 'Richtlijn verslaglegging'. 

 

4) Hoe wordt pijn omschreven in een rapportage?

Deze vraag heb ik ook gesteld in mijn enquête.

Somatiek:

Het meest wordt pijn omschreven in het algemeen dossier. Hierna volgt het zorgleefplan/doel, niet concreet en met behulp van een pijnscore.

Conclusie: Er wordt af en toe gerapporteerd door middel van een pijnscore. Het wordt niet altijd omschreven in het zorgleefplan of op een doel. Ook komt het voor dat er niet concreet wordt gerapporteerd.

Dementerenden:

Het meest wordt de pijn omschreven in het zorgleefplan/doel. Daarna volgt dat er oppervlakkig wordt gerapporteerd, in de algemene rapportage, aan de hand van observaties, pijnmetingen en het minste wordt de ervaring van de zorgvrager benoemd.

Conclusie: Het meest wordt op doel in het zorgleefplan gerapporteerd. De meeste rapportages zijn oppervlakkig. Het is belangrijk dat een rapportage compleet is, eventueel met behulp van een pijnscore. Dit wordt wel af en toe toegepast.

Gerontopsychiatrie:

Bij deze doelgroep wordt er het meest in het algemeen dossier omschreven, alleen wordt er aangegeven dat er nauwelijks wordt gerapporteerd met betrekking tot pijn.

Conclusie: Het is van groot belang om te rapporteren als de zorgvrager pijn aangeeft. In het zorgleefplan kan er een doel aangemaakt worden met betrekking tot pijn en hier kan dan onder gerapporteerd worden.

 

Pijn wordt niet altijd gerapporteerd, ook niet altijd in het zorgleefplan en vaak zijn de rapportages incompleet.

Informatie over rapporteren staat bij: 'Rapporteren', 'Hulpmiddel Rapporteren', 'Schema ALTIS' en 'Richtlijn verslaglegging'.

 

5) Wat voor kennis heeft een vz en vpk nodig over pijn?

In mijn enquête voor het onderzoek heb ik de vraag gesteld of er kennis was over de soorten pijn, de oorzaken van pijn en de behandelingen van pijn. Ook heb ik gevraagd hoe de kennis up-to-date wordt gehouden.

Somatiek:

De behandelingen van pijn waren bij iedereen bekend, soorten en oorzaken niet.

De kennis werd het meest up-to-date gehouden door middel van internet, daarna door bijscholingen, klinische les/school, zelf onderzoeken en ervaringen werkvloer.

Dementerenden:

De soorten, oorzaken en behandelingen waren bij iedereen bekend volgens het onderzoek.

De kennis werd het meest up-to-date gehouden door middel van internet, daarna door bijscholingen, vakbladen/digitaal of door school.

Gerontopsychiatrie:

De soorten, oorzaken en behandelingen waren bij iedereen bekend volgens het onderzoek.

De kennis werd het meest up-to-date gehouden door middel van vakbladen/digitaal, boeken, school en internet.

Conclusie: Volgens het onderzoek waren de meeste collega's op de hoogte van de soorten pijn, oorzaken pijn en de behandeling hiervan.

Informatie over wat pijn nu eigenlijk is staat bij: 'Wat is pijn?'

Informatie over de soorten pijn staat bij: 'Soorten pijn'.

Informatie over de oorzaken van pijn staat bij: 'Oorzaken pijn'.

Informatie over de behandelingen van pijn staan bij: 'Pijn & oncologie', 'Pijnmedicatie', 'Schema pijnmedicatie', 'Pijnladder WHO' en 'Richtlijn NHG pijnbestrijding'. 

 

6) Wat voor kennis heeft een vz en vpk nodig over pijnscores?

 Om een goede pijnmeting te kunnen uitvoeren is het erg belangrijk dat de verschillende pijnscores ook duidelijk zijn bij iedereen die hiermee te maken heeft.

Alle genoemde pijnmetingen vanuit de enquêtevragen zijn verwerkt in een verslag, deze is te vinden bij: 'Pijnmetingen'.

Allereerst is het belangrijk om te weten welke pijnscore je bij welke doelgroep kunt toepassen. De manier waarop de pijnmeting moet worden uitgevoerd is ook erg belangrijk, anders krijg je verkeerde uitslagen. Ook is de frequentie belangrijk en op welke momenten.

Als de zorgvrager pijnmedicatie gebruikt, is het belangrijk om te weten of deze ook het gewenste effect heeft. De meest voorkomende pijnmedicatie is vastgelegd in een schema. Van ieder soort medicatie en de verschillende toedieningsvormen is verwerkt hoe lang het duurt voordat het effect optreedt en hoe lang de werking aanhoudt. Hiermee kun je beslissen wanneer er een pijnmeting uitgevoerd wordt, zodat het duidelijk is of de medicatie het gewenste effect geeft of niet.

Informatie hierover is te vinden over: 'Schema pijnmedicatie'.

 

7) Hoe onderbouwen vz en vpk de pijn van een client in een artsenvisite?

Zie eerste deel antwoord vraag 3.

De onderbouwing van pijn is nog niet optimaal. Door middel van observeren aan de hand van een pijnmeting, en hierna ook op de juiste manier rapporteren krijg je een duidelijk overzicht. Dit is ook handig voor de verpleegkundig specialist/ specialist ouderengeneeskunde.

Met betrekking tot dit onderzoek heb ik een aantal vragen voorgelegd aan een verpleegkundig specialist binnen de stichting:

 

- Hoe wordt op dit moment pijn beoordeeld door verzorgenden en verpleegkundigen? Gebeurt dit aan de hand van pijnmetingen of door inzicht van de verzorgenden en verpleegkundigen? 
 Helaas nu nog alleen door kennis en de alertheid van de verpleging. Incidenteel lees ik wel eens dat er gevraagd is om de pijn te kwantificeren en lees dan een cijfer.
 
- Als er pijnmetingen gebruikt worden, welke zijn dit dan?
 Dus  NRS van 1-10
 
- Wat zou het voordeel zijn voor de verpleegkundig specialisten & specialisten ouderengeneeskunde als deze metingen apart worden geregistreerd? Niet in het zorgleefplan maar in dossier ONS net zoals de bloedglucoses & tensiewaardes?
 Goed idee!! Op manier kan je ook verloop zien en bijvoorbeeld evalueren bij aanpassing pijnmedicatie.
 
- Aan welke voorwaarden zouden deze rapportages moeten voldoen? (Pijnmeting cijfer, tijdstip, locatie van de pijn, rust/inspanning)
 Wie heeft de meting gedaan zou ik graag toegevoegd zien.
 
- Zou hierdoor een snellere en gewenste pijnbestrijding kunnen worden ingezet? Zo ja, wat zou het verschil zijn met het huidige beleid?
 Niet zozeer sneller, maar als je meet heb ik miz een instrument om mijn pijnbeleid te evalueren.
 

Conclusie: Er wordt niet vaak gerapporteerd aan de hand van pijnmetingen. Als dit wel gedaan wordt gaat dit om de NRS. Aangegeven wordt dat het een goed idee is als dit apart wordt benoemd in het dossier, bijvoorbeeld onder een apart kopje waar je dan een cijfer zou kunnen invullen. Ook zou het toe te passen zijn om het pijnbeleid gemakkelijker te kunnen evalueren.

 

8) Wat zegt literatuur over pijn bij ouderen?

 Volgens onderzoek heeft 70% van de verpleeghuisbewoner last van pijn, chronische pijn.

Dit is een groot aantal en hier wordt niet genoeg aandacht aan besteedt. Vandaar dat het ook van groot belang is dat er een goede pijnmeting komt, waardoor er goede rapportages ontstaan waarmee de verpleegkundig specialist/ specialist ouderengeneeskunde een optimaal behandelplan kunnen opstellen.

Informatie over pijn bij ouderen is te vinden onder: 'Pijn & ouderen'.

 

9) Wat zegt literatuur over toepassen van pijnscores bij ouderen?

In het onderzoek; Van experiment tot betere zorg wordt benoemd dat het erg belangrijk is om pijnscores toe te passen bij dementerenden. Dit omdat veel uiterlijke kenmerken die betrekking hebben op pijn, worden verward met het ziektebeeld dementie.

Bij somatische ouderen is het belangrijk dat er verder gekeken wordt dan alleen de NRS score. Dit is te lezen in het artikel uit de Nursing. Een goede rapportage en het inzetten van de juiste interventies horen hier ook bij.

Bij gerontopsychiatrie zijn er verschillende pijnscores mogelijk. In een artikel in het blad Tijdschrift voor Psychiatrie werd er gebruik gemaakt van de VAS schalen. Deze zijn goed toepasbaar in de setting gerontopsychiatrie.

Conclusie: In alle doelgroepen binnen de ouderenzorg is het van belang om een duidelijke pijnmeting in te vullen, om op deze manier een goed behandelplan te kunnen opstellen met een verpleegkundig specialist of specialist ouderengeneeskunde. Bij somatische patiënten kan er gebruik gemaakt worden van de NRS, bij dementerenden en psychiatrische bewoners, bijvoorbeeld binnen een geronto setting, kan er gebruik worden gemaakt van de VAS. Bij zwaar dementerenden of mensen die zich niet kunnen uiten in de REPOS een goede meting.

  

10) Is er een protocol bekend binnen de stichting over het beoordelen en registreren van pijn?

 

Binnen MMS is er één protocol te vinden. Dit heet pijnmeetinstrumenten Hospice. Hierop is de VNS (Verbaal Numerieke Schaal). Het bestaat uit het geven van een cijfer voor de pijn. Deze is gepubliceerd in 2012 en geëvalueerd in 2013.

De pijnmetingen worden omschreven in een pijndagboek. Deze methode wordt toegepast binnen de setting Hospice de Markies.