Pijnmetingen.

Het meten van pijn is belangrijk voor het opstellen van een optimaal behandelplan.

Er zijn verschillende soorten pijnmetingen.

De volgende pijnmeetinstrumenten worden kort toegelicht:

  • NRS
  • VAS
  • REPOS
  • PACSLAC
  • Pijnanamnese
  • PAINAD
  • DOLOPLUS

 

 

NRS.

 

Numerieke Rating Schaal

 

Dit is een gemakkelijke en betrouwbare manier om de pijnintensiteit te meten.

Dit gaat door middel van het vragen om een cijfer te geven aan de ernst van de pijn. Het cijfer ligt tussen de 0 en de 10. 0 is geen pijn en 10 is de ergst denkbare pijn.

De NRS wordt voornamelijk toegepast bij somatische patiënten/bewoners, en niet bij patiënten/bewoners met een cognitieve beperking. Daar zijn andere instrumenten voor ontwikkeld.

 

Pijncijfers:

  • 0-3      Milde pijn
  • 4-6      Matige pijn
  • 7-10    Ernstige pijn
  • NRS score < 4 wordt gezien als adequaat behandelde pijn. Er hoeft dus geen extra medicatie of andere interventies worden ingezet om de pijn te verminderen.
  • Bij een NRS score > 4 dient de pijn behandeld te worden, behalve als de patiënt/bewoner aangeeft geen pijnstilling te willen ontvangen.

 

Aandachtspunten

  • Vraag minstens 3x per dag naar de pijn op dat moment
  • Meet de pijn altijd met de NRS
  • Vraag naar pijn bij hoesten, bewegen of doorademen
  • Registreer de pijnscores in het dossier (digitaal)
  • Pas bij een pijnscore van 4 of hoger pijnbehandeling toe. Rapporteer de interventies en meet later de NRS opnieuw totdat de pijn draaglijk is.
  • Bij geen pijn, noteer dan een score 0
  • Heeft de patiënt/bewoner op meerdere plaatsen last van pijn, vraag dan naar de meest ergste pijn en noteer deze score

 

 

 

VAS.

Visueel Analoge Schaal

 

Dit is een psychometrisch meetinstrument en bestaat uit een rechte lijn met aan beide uitersten twee tegenovergestelde beweringen, vaak met behulp van smileys.

Dit meetinstrument wordt vaak toegepast bij dementerenden.

Aan de linkerkant staat ‘geen pijn’ en een blij gezichtje. Helemaal rechts staat ‘veel pijn’ en een huilend gezichtje. De patiënt/bewoner wordt gevraagd om een punt te kiezen op de schaal wat overeenkomt met zijn pijnbeleving.

Er staan ook cijfers bij, zodat de pijnscore gekoppeld kan worden aan de NRS.

 

Het is erg moeilijk om deze schaal goed toe te passen bij de dementerende bewoners. Het is daarom erg van belang dat er een goede voorlichting plaatsvindt zodat er optimaal gebruik van dit hulpmiddel kan plaatsvinden.

Als dit hulpmiddel niet kan worden toegepast zijn er nog andere hulpmiddelen ontwikkeld.

REPOS.

Rotterdam Elderly Pain Observation Scale

 

Deze pijnobservatielijst is ontwikkeld voor dementerende ouderen maar kan ook worden toegepast voor volwassenen met een verstandelijke of uitingsbeperking.

REPOS werkt met een instructiekaart waarop 10 gedraging staan omschreven die als kenmerkend worden gezien voor pijn. De verpleegkundige die de kaart invult observeert de bewoner eerst 2 minuten. Bijvoorbeeld tijdens de zorg of op een ander moment. Hierna scoor je iedere gedraging. Daarna evalueer je de situatie aan de hand van een beslisboom.              

 

Voordelen:

  • Het is een snelle methode
  • Handige hulpmiddelen zoals de instructiekaart en beslisboom
  • Visuele voorbeelden van gelaatsuitdrukkingen met uitleg
  • Betrouwbaar bij gebruik tussen verschillende beoordelaars
  • Er wordt ook een numerieke waarde (0-10) gegeven, zodat deze gekoppeld kan worden aan de NRS.

PACSLAC.

Dit meetinstrument in ontwikkeld in Canada. Door verpleegkundigen en verzorgenden die dit meetinstrument in Nederland gebruikte werd het aangewezen als best bruikbare pijnobservatielijst.

De lijst bestond eerst uit 60 items maar is ingekort tot 24 items na verder onderzoek.

Deze zijn verdeeld over 3 categorieën:

1) Gelaat: met 10 uitingen van pijn

2) Verzet en afweer: met 6 uitingen van pijn

3) Sociaal/emotioneel: met 8 uitingen van pijn

 

Wanneer PACSLAC gebruiken?

  • Verandering in pijngedrag
  • Bij twijfel of vermoeden van pijn
  • Na een interventie, bijvoorbeeld pijnmedicatie
  • Bij overplaatsing vanuit een andere woonomgeving (basismeting bij elke nieuwe patiënt/bewoner)

Voordelen

  • Voorkennis van de patiënt/bewoner is niet noodzakelijk
  • Meerdere keren scoren is belangrijk
  • Er is aandacht meer dan alleen gezichtsuitdrukkingen, namelijk ook voor lichaamshouding en sociaal-emotionele reactie.
  • Alle subschalen voor dementie zijn aanwezig zoals geadviseerd in de richtlijnen van de American Geriatric Society.
  • Gevalideerde methodiek bij mensen met dementie.

Pijnanamnese.

De pijnanamnese is een hulpmiddel bij het verhelderen van het pijnprobleem, het stellen van (verpleegkundige) diagnoses en het afspreken van interventies.

 

Wanneer pijnanamnese afnemen?

  • Volwassenen
  • Patiënten/bewoners met matige tot ernstige pijn en/of gebruik van pijnmedicatie
  • Chronische pijn
  • Bij langdurige pijn kan het raadzaam zijn om de anamnese na verloop van tijd te herhalen
  • Bij ontwikkeling van pijn gedurende de zorgvraag bij een opname/instelling/thuis
  • De pijnanamnese wordt door de verpleegkundige samen met de patiënt/bewoner ingevuld.

Aanvullende informatie bij het invullen van het anamneseformulier:

1. Locatie van de pijn. – Laat de patiënt/bewoner op het plaatje aangeven waar de pijn zich bevindt. Dit kan ook als er op meerdere plaatsen pijn aanwezig is, vul dit dan in met 1, 2, 3. Als de pijn uitstraalt, geeft dit aan met arceren.

5. Omschrijving van de pijn. – De manier waarop de pijn wordt omschreven kan inzicht geven in de aard en de oorzaak van de klachten. Noem telkens 3 onder elkaar staande termen op en vraag of de pijn als zodanig aanvoelt. Als er meerdere woorden passen bij de omschrijving van de pijn, kies dan het woord wat de pijn het beste omschrijft. Is er geen woord van toepassing op de pijn, voel niets is en ga door naar het volgende groepje woorden. Per groepje woorden kan er maximaal 1 worden aangekruist. Het is niet de bedoeling dat van elk groepje een woord wordt aangekruist. M

6e. Hoeveel pijn is draaglijk. – Bij welk cijfer is de pijn nog acceptabel en belemmert de pijn de patiënt/bewoner niet te veel.

7. Oorzaak. – Laat de patiënt/bewoner uitleggen wat hij denkt dat de oorzaak is van de pijn.

8. Verergerende factoren. – Pijn kan door veel factoren verergeren. Er zijn er een aantal genoemd. Probeer te achterhalen wat de pijn verergert. Noteer ook als de pijn volgens de patiënt/bewoner zonder aanleiding verergert.

9. Pijnverlichtende factoren. – Ga na wat de patiënt/bewoner zelf doet of nalaat om de pijn te verlichten

13. Medicijnen. - Vraag de patiënt/bewoner op te noemen welke medicijnen hij/zij daadwerkelijk slikt. Vraag ook naar de tijden en de dosering. Deze vraag is bedoeld om na te gaan wat de patiënt weet van zijn pijnbehandeling. Wees bewust dat dit niet het voorschrift van de arts hoeft te zijn.

14. Last van bijwerkingen. - Vraag de patiënt/bewoner naar de bijwerkingen, en vooral hoeveel last hij daar van heeft.

15. Opmerkingen. – Wanneer het gesprek niet met de patiënt/bewoner is gevoerd, vermeld dan wie hier de gegevens verstrekt. Hier kunnen ook relevante opmerkingen worden vermeld.

PAINAD.

Dit pijnmeetinstrument werd in 2003 ontwikkeld als observatie-instrument voor patiënten met ernstige dementie, die geen pijn kunnen communiceren.

 

Voordelen

  • Eenvoudig in gebruik
  • Ondersteunend instrument om vast te stellen of gedrag van de patiënt/bewoner gerelateerd is aan pijn
  • Het is nuttig om de acties van de patiënt/bewoner steeds met hetzelfde instrument te evalueren. Op deze manier kan het unieke gedragspatroon van de patiënt/bewoner worden herkent en verandering worden waargenomen.
  • Observatieschaal voor pijnevaluatie bij ouderen met ernstige dementie

 

De schaal bestaat uit 5 gedragsindicatoren:

1) Gezichtsuitdrukking

2) Stemgedrag

3) Ademhaling

4) Lichaamstaal

5) Troostbaarheid

 

Al deze indicatoren worden gescoord van 0 tot 2. De totaalscore ligt tussen de 0 en de 10. 0 betekent geen pijn en 10 zeer ernstige pijn. Door de cijfers kan ook dit instrument worden gekoppeld aan de NRS.

De ontwikkelaars hebben geen specifieke richtlijnen gegeven wat betreft de behandeling van pijn volgens de scores. Lichte pijn (vanaf een score van 1 of 2) verlangt maatregelen ter verbetering van het comfort: bijvoorbeeld wijzigen houding, afleiding, lichte analgetica. Matige tot ernstige pijn (scores van 5 tot 10) verlangen sterkere analgetica in combinatie met maatregelen ter verbetering van het comfort.

 

DOLOPLUS.

De DOLOPLUS-2 bestaat uit 10 items en is ontwikkeld om pijn bij ouderen te observeren en te meten.

De items zijn verdeeld in 3 verschillende categorieën:

1) Lichamelijke reactie

2) Psychomotorische reactie

3) Psychosociale reactie

Een score van 5 of hoger duidt mogelijk op aanwezigheid van pijn.

 

Aandachtspunten:

  • Het is niet noodzakelijk op elk item van de pijnbeoordelingsschaal een antwoord te hebben. Bijvoorbeeld over een onbekende patiënt/bewoner waarvan men nog niet alle gegevens heeft, met name op psychosociaal gebied. Wanneer een patiënt in coma ligt, kunnen alleen de somatische items gescoord worden.
  • Twee keer per dag moet een herbeoordeling plaatsvinden totdat de pijn wordt verlicht. En vervolgens met langere tussenpozen her beoordelen, afhankelijk van de situatie. De schaal kan zo een belangrijke rol vervullen bij de evaluatie van de behandeling.
  • De schaal beoordeelt pijn, geen depressie, afhankelijkheid of cognitieve functies. Deze schaal is een hulpmiddel om veranderingen in pijngedrag op te sporen.
  • Indien de patiënt/bewoner communicatief en coöperatief is, is het logisch om voor andere pijnmeetinstrumenten te kiezen. Ga niet systematisch over tot de DOLOPLUS.

Maak jouw eigen website met JouwWeb