Pijn & de stervensfase.

In de palliatieve fase wordt er vaak een balans gezocht tussen symptoomverlichting en eventuele door medicatie optredende bijwerkingen. In de stervensfase wordt er vaak gekozen voor een volledige symptoomcontrole. Ook voor de rouwverwerking is het belangrijk dat er tot het laatste moment voldoende aandacht wordt besteedt aan de verlichting van symptomen. Hierbij moet wel worden beseft dat niet al het lijden is weg te nemen.

De meest vergaande behandeling ter verlichting van de symptomen is palliatieve sedatie, omdat hiermee het bewustzijn van de patiënt/bewoner wordt verlaagd.

 

In de stervensfase is het meestal niet meer aan de orde om de oorzaak van pijn te achterhalen als deze onbekend is.

Aandachtspunten:”

  • Bespreek dat pijn in de stervensfase minder vaak optreedt dan in de periode daarvoor & dat onverwachte, oncontroleerbare pijn kort voor overlijden niet vaak voorkomt.
  • Minimaliseer pijn gerelateerd aan beweging door langzaam & behoedzaam te handelen en onnodige bewegingen te vermijden. Wisselligging en dagelijkse verzorging vinden alleen plaats als dat noodzakelijk is. 15 tot 30 minuten voor de zorgmomenten kan er preventief medicatie tegen doorbraakpijn worden toegediend.
  • Begeleid de naasten van een bewusteloze patiënt/bewoner in het interpreteren van verschijnselen die kunnen lijken op een uiting van pijn, maar dat niet hoeven zijn. Met name fronsen en kreunen.
  • Staak orale pijnmedicatie. Oraal opioïdgebruik wordt zo nodig omgezet in parenterale toediening, transdermale toediening wordt voorgezet. Doorbraakmedicatie wordt vaak subcutaan toegediend maar kan ook buccaal (in wangzak) of nasaal (in de neus) gegeven worden. 

 

 

 

Richtlijn: Zorg in de stervensfase (1.0)