Observeren.

Als verpleegkundige moet je goed kunnen observeren, dit doe je namelijk de gehele dag tijdens alle zorgmomenten en daarbuiten.

Je observeert altijd met een doel. In dit geval wil je kunnen zien of iemand pijn heeft. Je bedenkt in welke situatie je dit het beste kunt doen. Is dit tijdens de zorg, of als iemand vanuit zijn rolstoel televisie zit te kijken?

Observeren moet zo objectief mogelijk, er moeten vooral feiten worden geregistreerd. Registreer aantallen: frequenties, duur. Vermijd subjectieve aanduidingen zoals verdrietig als iemand huilt. Iemand kan ook huilen van woede of machteloosheid.

 

Hoe?

Afhankelijk van het doel van de observatie zijn er 1 of meerdere manieren om te observeren. De belangrijkste zijn je zintuigen.

  • Kijken. Observeren is vooral kijken. Non-verbaal gedrag is een belangrijk aspect van het totale gedrag. Non verbaal gedrag registeren door naar de lichaamstaal te kijken. Je bekijkt de handelingen die iemand uitvoert. Bijvoorbeeld praten, wiebelen op een stoel, friemelen, tikken, etc.
  • Luisteren. Je luistert naar wat iemand zegt maar ook hoe iemand iets zegt. Praat iemand hard, zacht, klinkt de stem hoog of laag? Is wat je hoort in overeenstemming met de lichaamstaal?
  • Voelen. In vele beroepen behoort aanraking niet tot de mogelijkheden voor een observatie, een fysiotherapeut kan dit bijvoorbeeld wel door middel van het waarnemen van de spierspanning. Wel kun je je eigen gevoel registreren om erachter te komen wat de ander met je doet. Wees daar voorzichtig mee, je eigen gevoel is per definitie niet objectief. Gebruik je wel je eigen gevoel in een observatie, wees hier dan duidelijk over in de verslaglegging.
  • Toetsen. Niet alles is wat lijkt. Bij twijfel kun je vragen wat iemand bedoelt. Je toetst op die manier wat je ziet, hoort of voelt. Huilt iemand van verdriet of uit boosheid? Dit kan alleen als de ander kan communiceren.Participerend observeren – als observator ben je deel van de setting. Dus bijvoorbeeld de gesprekspartner of zorgverlener tijdens een zorgmoment. 

  

Participerend observeren – als observator ben je deel van de setting. Dus bijvoorbeeld de gesprekspartner of zorgverlener tijdens een zorgmoment.

Op afstand observeren – als observator maak je geen deel uit van de situatie. Je bekijkt het gedrag door onopvallend aanwezig te zijn in een ruimte.

 

Competenties:

  • Luisteren: zelf kunnen zwijgen, luisteren wat er gezegd wordt maar ook naar wat er niet gezegd wordt.
  • Empathie en inlevingsvermogen: je moet openstaan voor het gedrag van de ander. Doe je dat niet, dan zie je te weinig. Ook moet je kunnen doorvragen, dit kan alleen als je het vertrouwen wekt van de ander. Daar is empathie voor nodig.
  • Afstand bewaren: niet te veel inleven in de ander. Je moet op een professionele manier afstand bewaren om goed te kunnen kijken.
  • Mondelinge & schriftelijke vaardigheden: zeker bij participerend observeren moet je goed kunnen communiceren. Observaties verwerk je meestal in een rapportage of in een verslag. Je moet je schriftelijk goed kunnen uitdrukken.